Een uitzendkracht mag staken bij de inlener

Een uitzendkracht mag staken bij de inlener

Blog jurisprudentie uitzending en detachering nummer 11

In deze blog komt het stakingsrecht van uitzendkrachten aan de orde. De Albert Heijn wilde stakende uitzendkrachten vervangen. De kantonrechter maakt hier korte metten mee. In een andere zaak gaat het weer om het belemmeringsverbod. Langzamerhand is de Waadi ons meest besproken onderwerp in onze serie blogs. Ditmaal past het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de Waadi ambtshalve, zonder dat een van de partijen daarom vraagt, toe.

Veel leesplezier!

Wilfred Groustra

Koen van Randwijk


Rechtbank oordeelt dat stakende uitzendkrachten onder onderkruipersverbod van de Waadi vallen

Vindplaats:         Rechtbank Rotterdam 15 maart 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:2532

Partijen:              Verzoeksters: Albert Heijn B.V.

OTTO Workforce B.V.

Feiten

Het uitzendbureau OTTO Workforce heeft uitzendkrachten aan de distributiecentra van de Albert Heijn ter beschikking gesteld. In die centra werken veel uitzendkrachten. Bij de centra vond een staking plaats. Hieraan deden ook de uitzendkrachten mee. De Albert Heijn wilde dat OTTO de stakende uitzendkrachten verving met andere uitzendkrachten. Volgens OTTO mocht dat niet vanwege het zogenaamde onderkruipersverbod (artikel 10 Waadi). In dit wetsartikel staat dat het verboden is om arbeidskrachten aan een bedrijf waar een arbeidsconflict heerst, ter beschikking te stellen. Het effect van een staking zou door de vervanging van stakende werknemers door uitzendkrachten teniet worden gedaan. OTTO en Albert Heijn waren het oneens over de vraag of dit verbod ook voor stakende uitzendkrachten geldt. Daarom stellen ze op grond van artikel 96 Rv gezamenlijk deze vraag aan de kantonrechter.

Antwoord kantonrechter

Het uitgangspunt van het onderkruipersverbod volgens de kantonrechter is dat de Waadi in algemene zin het ter beschikking stellen van arbeidskrachten verbiedt voor het overnemen van werk in een onderneming of een gedeelte daarvan waar een werkstaking heerst, ongeacht door wie het werk is neergelegd. Het maakt daarom dus niet uit of het gaat om het overnemen van werk van eigen personeel van Albert Heijn of werk van door Albert Heijn ingeleende uitzendkrachten. In de wet(sgeschiedenis) wordt immers geen onderscheid gemaakt tussen stakende werknemers en stakende uitzendkrachten. Uitzendkrachten die niet tegen de inlener staken, mogen wel blijven werken zolang ze maar niet het werk van stakende arbeidskrachten overnemen. De staking is ook voor hen van belang; als de lonen van de werknemers door de staking zullen stijgen, moet ook de inlenersbeloning van de uitzendkrachten naar rato verhoogd worden.

Albert Heijn deed verder een beroep op het EasyJet-arrest (ECLI:NL:HR:2019:1245). In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat EasyJet stakende piloten door piloten van binnen het concern mocht vervangen. De kantonrechter oordeelt echter dat de situatie van Albert Heijn anders is dan die van EasyJet: OTTO is geen deel van het concern van Albert Heijn en verder was de staking tegen Albert Heijn gericht, niet tegen OTTO. Als de staking tegen OTTO was gericht, dan mocht OTTO de stakende uitzendkrachten vervangen door eigen andere uitzendkrachten. Nu dit niet het geval is, verklaart de kantonrechter voor recht dat Albert Heijn het onderkruipersverbod zou overtreden, als ze de stakende uitzendkrachten van OTTO door andere uitzendkrachten zou vervangen.

Betekenis uitspraak

Een uitzendkracht heeft ook het recht om te staken. In deze zaak ging het specifiek om een staking tegen de inlener. Ook in dit geval geldt het onderkruipersverbod. OTTO zag het goed; ter zake de Waadi heeft een uitzendorganisatie een eigen verantwoordelijkheid en kan niet altijd de belangen van de inlener volgen.


Hof past belemmeringsverbod Waadi ambtshalve toe

Vindplaats:        Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 maart 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:805                                                                (gepubliceerd op 4 april 2024)

Partijen:             Appellant: Arbeidskracht

Geïntimeerde: Oranjegroep Holding B.V.

Feiten

Deze zaak betrof een accountmanager/projectleider regio Zuid van de Oranjegroep. Uit hoofde van zijn dienstverband heeft deze arbeidskracht  ook werkzaamheden voor een ander bedrijf verricht. Op een gegeven moment heeft de arbeidskracht de arbeidsovereenkomst met de Oranjegroep opgezegd en is toen voor een uitzendbureau gaan werken. Dit uitzendbureau stelde hem ter beschikking aan dat andere bedrijf waar hij eerder uit hoofde van zijn dienstverband bij Oranjegroep werkzaamheden voor heeft verricht. De Oranjegroep stelt dat de arbeidskracht het relatie- en concurrentiebeding heeft overtreden. De rechtbank gaf Oranjegroep gelijk. De arbeidskracht ging daarom in hoger beroep.

Oordeel gerechtshof

Het hof heeft in een tussenarrest een mondelinge behandeling bevolen om inlichtingen over het belemmeringsverbod ex artikel 9a Waadi van partijen te krijgen. Oranjegroep is van mening dat het hof daarmee buiten de rechtsstrijd treedt. De arbeidskracht heeft namelijk geen beroep op het verbod gedaan. Het hof oordeelt dat dit klopt, maar dat hij toch op grond van dwingendrechtelijk Unierecht gehouden is om het belemmeringsverbod ambtshalve toe te passen. Het hof overweegt vervolgens dat de arbeidskracht aan een bedrijf ter beschikking is gesteld. Het belemmeringsverbod is van toepassing op alle terbeschikkingstellingen. Hierbij is de juridische kwalificatie en de vorm van de terbeschikkingstelling niet doorslaggevend.

Het hof oordeelt dat alleen het relatiebeding op grond van het belemmeringsverbod nietig is. Het verbod van art. 9a Waadi verbiedt immers alleen belemmeringen bij het in dienst treden bij een inlener. Een concurrentiebeding valt niet onder dit verbod. De arbeidskracht moet dan ook geen boete voor overtreding van het concurrentiebeding aan Oranjegroep betalen. De boete heeft het hof echter gematigd.

Betekenis arrest

Dit arrest is interessant om twee redenen. Ten eerste is het interessant omdat het hof het belemmeringsverbod van de Waadi ambtshalve toepast. Ter beschikking gestelde arbeidskrachten hoeven dus niet een beroep op het verbod te doen om de bescherming ervan te genieten. Dit is goed om als uitzendbureau en arbeidskracht te beseffen: de Waadi geldt van rechtswege.

Ten tweede past het hof het verbod vrij streng toe. Een concurrentiebeding verbiedt een werknemer om voor een bepaalde tijd op een bepaald gebied werkzaam te zijn. Een concurrentiebeding  belemmert de arbeidskracht niet als zodanig om in dienst te treden bij het uitzendbureau. De arbeidskracht zat dus fout, genoot in dit geval geen bescherming van art. 9a Waadi en dat leverde de (gematigde) contractuele boete op wegens overtreding van het concurrentiebeding.