31 okt Klachtplicht voor loonvorderingen? Nieuwsbrief oktober 2024
In deze nieuwsbrief bespreken we twee belangrijke actuele uitspraken van de Hoge Raad met grote gevolgen voor loonvorderingen in het arbeidsrecht. Op 20 september 2024 oordeelde de Hoge Raad in deze twee vergelijkbare zaken (ECLI:NL:HR:2024:1278 en ECLI:NL:HR:2024:1281) dat de klachtplicht ook van toepassing is op vorderingen van werknemers omtrent loon en andere financiële aanspraken.
Wat houdt de klachtplicht in?
De klachtplicht is vastgelegd in artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek en verplicht een schuldeiser om binnen “bekwame tijd” te klagen als een prestatie niet aan de verwachtingen voldoet. Dit moet de schuldenaar in staat stellen om direct maatregelen te nemen, zoals het herstellen van de fout. Voldoet de schuldeiser niet tijdig aan deze verplichting, dan kunnen de vorderingsrechten komen te vervallen, wat betekent dat de schuldeiser geen aanspraak meer kan maken op herstel of compensatie voor de tekortkoming.
In de arbeidsrechtelijke context was de reikwijdte van deze plicht echter minder duidelijk. Men vroeg zich af of de klachtplicht wel van toepassing zou zijn op vorderingen met betrekking tot loon en of werknemers verplicht zijn om zo snel mogelijk te klagen bij een loonachterstand.
De zaken: klachtplicht voor loonvorderingen?
In de onderhavige zaken stelden werknemers een vordering in voor achterstallige overuren. De werkgever voerde echter aan dat deze klacht te laat was ingediend waardoor deze zich niet meer kon verweren, de benodigde bewijsstukken moeilijker te verkrijgen waren en het eventueel noodzakelijk herstel was belemmerd. De werknemers beargumenteerden dat de klachtplicht niet van toepassing is op loonvorderingen en aanverwante aanspraken uit hoofde van een arbeidsovereenkomst wegens de aard van de overeenkomst en voor zover sprake is van een verbintenis tot betaling van een geldsom.
De Hoge Raad oordeelde echter dat artikel 6:89 BW wél van toepassing is op loonvorderingen. De Raad benadrukte dat de klachtplicht in beginsel geldt voor alle verbintenissen, tenzij specifieke omstandigheden anders bepalen. De Hoge Raad wees erop dat werknemers, ondanks hun bijzondere positie, wel degelijk tijdig kunnen en moeten klagen om het recht op loonvorderingen te behouden. Dit geldt vooral wanneer zij op de loonstrook evidente afwijkingen kunnen zien, zoals het ontbreken van betaling voor gemaakte overuren.
De Hoge Raad stelt verder dat in het algemeen de aard en inhoud van de rechtsverhouding en de aard en inhoud van de prestatie behoren tot de omstandigheden die van belang zijn bij de beoordeling of de schuldeiser aan zijn klachtplicht heeft voldaan. Dat geldt dus ook in arbeidsrelaties. De Hoge Raad benadrukt dat daarbij van belang is dat art. 6:89 BW slechts ziet op gevallen van ondeugdelijke nakoming en niet op gevallen waarin in het geheel geen prestatie is verricht. Het niet volledig betalen van loon of een overwerkvergoeding is volgens de Hoge Raad niet hetzelfde als het in het geheel niet verrichten van een prestatie, maar kan gezien worden als een gebrek in de prestatie waarvoor dus op tijd geklaagd moet worden. Of in een concreet geval gedeeltelijk is gepresteerd of in het geheel niet – en dus door de werknemer tijdig geklaagd moet worden om de aanspraak op correctie en nabetaling te behouden – hangt af van de omstandigheden van het geval, aldus de Hoge Raad.
Tot slot overweegt de Hoge Raad dat het hof in deze zaken onbegrijpelijk heeft gemotiveerd waarom in die gevallen de werknemers niet aan hun klachtplicht zouden hebben voldaan, omdat zij bij hun werkgever wel kenbaar hebben gemaakt dat zij vinden aanspraak te hebben op een vergoeding voor overwerk. Bovendien stelt de Hoge Raad dat het niet tijdig klagen excuseerbaar is door de intimiderende houding van de werkgever. De Hoge Raad vernietigt de uitspraken van het hof Amsterdam, en verwijst beide zaken naar het hof Den Haag die de klachtplicht van de betreffende werknemers nader moet beoordelen.
Wat betekent dit voor de praktijk?
De uitspraak brengt enkele concrete adviezen met zich mee. Werknemers zullen alert moeten zijn op mogelijke afwijkingen in loonbetalingen en eventuele gebreken direct bij de werkgever moeten melden.
Een te late klacht kan ertoe leiden dat de betaling van achterstallig, niet correct/volledig loon of betaling van niet-uitbetaalde overuren niet meer kan worden afgedwongen. Het feit dat een werknemer in een ondergeschikte positie verkeert, geeft hierbij geen automatische uitzondering; de klachtplicht speelt ook in deze gevallen.
Voor werkgevers is het van belang dat er een duidelijke procedure wordt vastgelegd voor het indienen en afhandelen van klachten met betrekking tot loon en andere arbeidsvoorwaarden om makkelijker te kunnen beoordelen of een werknemer al dan niet tijdig heeft geklaagd.
Samenvattend
In deze uitspraken heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat de klachtplicht ook geldt in arbeidsrelaties. Dat geldt voor loonbetalingen maar ook ten aanzien van de andere werkgeversverplichtingen.
De klachtplicht kan betekenen dat werknemers een vordering op achterstallig loon verliezen als ze niet tijdig klagen.
Voor wat betreft de betaling van loon c.q. beloningsbestanddelen benadrukken deze uitspraken het belang dat werknemers voldoende alert moeten zijn op de loonstrook en tijdig en duidelijk aan de bel moeten trekken als er iets niet klopt of ontbreekt. Anderzijds is duidelijk dat de rechter hierbij ook oog heeft voor bijzondere omstandigheden als de werkgever een verwijt treft: dus correct verlonen door de werkgever is en blijft het uitgangspunt!