Interpretatie van onduidelijke regelingen in cao’s en werkingssfeerbepalingen: de cao-norm (HR 30-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1102)

Interpretatie van onduidelijke regelingen in cao’s en werkingssfeerbepalingen: de cao-norm (HR 30-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1102)

 

Lastige materie en de mogelijke gevolgen zijn groot

Op 30 augustus jl. deed de Hoge Raad een interessante uitspraak[1] over de toepassing van cao-bepalingen in een zaak van het Bedrijfstakpensioenfonds Bouwnijverheid tegen een werkgever. Dat biedt een mooie aanleiding om de juridische praktijk voor het voetlicht te plaatsen hoe met onduidelijkheden in cao-teksten – maar ook onduidelijkheden in bijvoorbeeld een verplichtstellingsbesluit van (pensioen)fondsen) – om te gaan. Dit is niet alleen belangrijk om zo te weten tot welke verplichtingen en rechten cao-bepalingen leiden, maar is ook cruciaal voor werkgevers die twijfelen of zij onder een cao/verplichtstellingsbesluit vallen, met name dus in sectoren met verplichte bedrijfstak(pensioen)fondsen.

Hoe om te gaan met onduidelijke contractsbepalingen in het algemeen? De Haviltex-maatstaf.

Als een contract onduidelijke bepalingen heeft dan moeten die worden geïnterpreteerd. Dat gebeurt aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf (genoemd naar een arrest van de Hoge Raad uit 1981[2]). Volgens deze maatstaf kijkt een rechter niet alleen naar de letterlijke tekst van het contract, maar ook naar wat de partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij wordt gelet op de bedoeling van de partijen, hun onderlinge verhouding en de context waarin het contract is gesloten.

Hoewel een cao ook een soort contract is, is de Haviltex-maatstaf daarvoor niet bruikbaar simpelweg omdat degenen die aan een cao zijn gebonden (duizenden werkgevers en miljoenen werknemers) niet zelf aan de onderhandelingstafel hebben gezeten en dus niets weten van de bedoelingen die niet uit de cao-stukken zelve blijken. De Hoge Raad heeft daarom al in 1992 bepaald[3] dat cao’s in principe naar de letter – dus naar wat er zuiver taalkundig staat – moeten worden geïnterpreteerd en dat uit de cao-stukken niet blijkende bedoelingen geen rol kunnen spelen. Dit op zich best logische uitgangspunt is in latere jurisprudentie verder uitgewerkt. En nu dus weer in het arrest van 30 augustus.

Ook hier weer: de Deliveroo-arresten en de zgn. cao-norm

In 2023 heeft de Hoge Raad drie uitspraken gedaan inzake Deliveroo. Een van die arresten[4] betrof de vraag of Deliveroo verplicht was deel te nemen aan het bedrijfstakpensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg. De Hoge Raad gaf daarbij nog eens aan hoe die beoordeling moest plaatsvinden, namelijk aan de hand van wat de cao-norm wordt genoemd. De Hoge Raad formuleerde wat die norm precies inhoudt:

De cao-norm houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend.

Dat is een mondvol. In het 30 augustus-arrest[5] zegt de Hoge Raad hoe de cao-norm in de praktijk werkt:

De rechter kan niet volstaan met de constatering dat de tekst onvoldoende duidelijk is, en op alleen die grond oordelen dat bepaalde bedrijfsactiviteiten niet onder de werkingssfeerbepaling vallen. Ook in zo’n geval moet de betekenis van de gebruikte bewoordingen aan de hand van objectieve maatstaven worden vastgesteld, waarbij onder meer acht geslagen kan worden op:

– (i)         de elders in de desbetreffende regeling gebruikte bewoordingen,

– (ii)        de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden,

– (iii)       eventuele eerdere of latere versies van de regeling en

– (iv)      de eventuele schriftelijke toelichting bij de regeling.

Waarom de cao-norm

De bestaansgrond van die uitlegnorm ligt in de bescherming van ‘derden’ – ‘derden’ omdat ze niet aan de contracts-/cao-onderhandelingen hebben meegedaan – tegen een uitleg van een bepaling in een overeenkomst waarbij betekenis wordt toegekend aan een voor hen niet kenbare partijbedoeling en in de noodzaak van een eenvormige uitleg. Die uitleg moet dan ook plaatsvinden op objectieve gronden: een uitleg die voor ieder gelijk moet zijn ongeacht of ze bij de onderhandelingen aanwezig waren en ongeacht of ze op de hoogte zijn van bedoelingen die uiteindelijk niet in de cao-stukken zijn opgeschreven.

Omdat de interpretatie/betekenis voor ieder gelijk moet zijn betekent dit dus ook dat bijvoorbeeld geen rekening kan worden gehouden met de specifieke omstandigheden van een aangesproken werkgever. Zodoende is het bij de uitleg van de werkingssfeerbepaling in het verplichtstellingsbesluit niet relevant dat een werkgever al een eigen pensioenregeling heeft.

Ingrijpende gevolgen: naheffing van miljoenen euro’s

Ook het verplichtstellingsbesluit van (pensioen)fondsen moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad worden uitgelegd aan de hand van de zogeheten cao-norm. Dat onduidelijkheid van een werkingssfeerbepaling ingrijpende gevolgen voor een aangesproken werkgever kan hebben, is op zichzelf geen reden om een verplichtstelling buiten toepassing te laten.

De gevolgen zijn niet te onderschatten: als gevolg van het Hoge Raad-arrest van 24 november 2023 moest Deliveroo moet ca. € 640.000 aan pensioenpremies en ca. € 8 miljoen aan overige cao-verplichtingen ophoesten. Booking.com is helemaal de klos: uit het arrest dan januari 2024 tegen hun werd uitgesproken volgt dat de naheffingen tot ruim € 400 miljoen (!) kunnen oplopen[6].

Het niet helder definiëren en/of afbakenen van een verplichtstelling kan dus leiden tot onzekerheid bij een ondernemer of deze al dan niet onder een bepaald bedrijfstakpensioenfonds valt. Werkgevers kunnen dus worden geconfronteerd met de situatie dat zij met terugwerkende kracht toch onder een bedrijfstakpensioenfonds vallen en een naheffing voor de premies krijgen.

Waarom is het arrest van 30 augustus belangrijk?

De uitspraak van 30 augustus 2024 verschilt van eerdere jurisprudentie door de nadruk te leggen op hoe om te gaan met onduidelijkheden in cao-teksten.

Eerder werd de gedachte gevolgd dat onduidelijke cao-bepalingen moeten worden uitgelegd zoals een gemiddelde werkgever of werknemer die zou begrijpen en als die het niet konden begrijpen de cao of het verplichtstellingsbesluit dan niet gold. Zo oordeelde ook het gerechtshof voordat de Hoge Raad zich over die zaak boog. De Hoge Raad ging echter een flinke stap verder dan het gerechtshof. Waar het gerechtshof nog had geconcludeerd dat de tekst van de werkingssfeerbepaling onduidelijk was en dat dit betekende dat daarom de cao niet op de werkgever van toepassing was, bepaalde de Hoge Raad dat dat te simpel geredeneerd is en dat een onduidelijke tekst niet direct mag leiden tot uitsluiting van cao-/pensioenverplichtingen.

In plaats daarvan moet zo’n onduidelijkheid verder worden onderzocht: er moet dan actief onderzocht worden wat er dan wel bedoeld kan worden. Daarbij moet onder meer gekeken worden naar de elders in de betreffende cao/regeling gebruikte bewoordingen, de logica van mogelijke interpretaties en de logica van de (rechts)gevolgen die die mogelijke interpretaties veroorzaken. Maar er moet ook naar bijvoorbeeld eventuele eerdere of latere versies van de regeling en de eventuele schriftelijke toelichting worden gekeken.

De werkgever moet dus echt wel even wat moeite doen om naar de meest logische en voor de hand liggende interpretatie te zoeken alvorens te concluderen dat uit een onduidelijke bepaling volgt dat de cao dus niet bindend voor hem is. Die conclusie moet dan voldoende aannemelijk te beargumenteren zijn.

Belangrijke gevolgen voor werkgevers

Voor werkgevers betekent dit arrest dat zij niet kunnen vertrouwen op vermeende onduidelijkheden in cao’s en werkingssfeerbepalingen van (pensioen)fondsen om onder bepaalde verplichtingen uit te komen. Cao- en werkingssfeerbepalingen kunnen, zelfs als ze onduidelijk lijken, toch van toepassing blijken te zijn. Dit maakt het des te belangrijker om juridisch advies in te winnen bij twijfel over de toepasselijkheid van een cao of werkingssfeerbepaling.

Wat kunt u doen?

Om mogelijke verplichtingen onder cao’s te identificeren en risico’s te beperken, is het cruciaal dat werkgevers cao-/werkingssfeerbepalingen grondig laten analyseren. Wij staan klaar om u te helpen met het beoordelen van uw juridische positie en de mogelijke consequenties van cao-verplichtingen. Neem contact met ons op voor een vrijblijvend adviesgesprek.

 

Wilfred Groustra

085-7822801 | 06-24756452 | groustra@ungernolet.nl 

De Boelelaan 7, 1083HJ Amsterdam

 

[1] HR 30-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1102
[2] HR 13-03-1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158R,
[3] HR 20-03-1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0549, NJ 1992/665 (CNV/Veneboer)
[4] HR 24-11-2023, ECLI:NL:HR:2023:1622
[5] De uitspraak waar het in dit artikel om draait: HR 30-08-2024, ECLI:NL:HR:2024:1102
[6] Volkskrant (30 januari 2024), ‘Gerechtshof verplicht Booking tot deelname aan pensioenfonds van de reisbranche’.